Type a search term to find related articles by LIMS subject matter experts gathered from the most trusted and dynamic collaboration tools in the laboratory informatics industry.
Claude Régy | ||||
---|---|---|---|---|
Algemene informatie | ||||
Geboren | 1 mei, 1923 | |||
Geboorteplaats | Nîmes | |||
Overleden | 26 december, 2019 | |||
Overlijdensplaats | Parijs | |||
Land | Frankrijk | |||
Werk | ||||
Beroep | theaterregisseur | |||
(en) IMDb-profiel | ||||
|
Claude Régy (1923 - Parijs, 26 december 2019)[1] was een Frans theaterregisseur.
Claude Régy werd geboren in Nîmes, op 1 mei 1923, als de zoon van cavalerieofficier Marcel Régy.[2] Hij werd geboren in een burgerlijk protestants gezin.[3] Als hij tijdens zijn jeugd het werk van Dostojevski ontdekt, voelt dat aan als “een hakbijl die een bevroren zee doorklieft.” Zijn vader dwong hem echter om rechten en politicologie te studeren. Tijdens zijn derde jaar als student in Parijs brak hij die studies af en ging theater studeren bij Charles Dullin. Zijn ouders stopten vervolgens alle financiële steun. Hij deed klusjes om geld te verdienen en begon te werken als assistent van André Barsacq, in het Théâtre de l'Atelier.[4]
In 1952 pleegde de tweeëntwintigjarige levensgezel van Régy zelfmoord.[5] "Na een periode van absolute eenzaamheid, van vervreemding, veranderde ik dit lijden in werk. Ik heb toen mijn eerste voorstelling gemaakt",[6] schreef hij later. Vervolgens regisseerde hij Doňa Rosita van Federico Garcia Lorca in het oude Parijse cabaret Théâtre des Noctambules.
Régy nam al snel afstand van het dan heersende psychologisch realisme en naturalisme van het "politieke theater". Hij ging op zoek naar nieuwe mogelijkheden voor het theater en vond dat in een minimalistische esthetiek. Hij liet het publiek kennis maken met een reeks hedendaagse theaterteksten en bewerkte romans van moderne auteurs zoals Marguerite Duras en Nathalie Sarraute. Hij gebruikte vaak bekende acteurs uit de theater- en filmwereld, zoals Delphine Seyrig, Jean Rochefort, Michel Bouquet, Jean-Pierre Marielle, Pierre Brasseur, Pascale Champagne, Isabelle Huppert, Philippe Noiret, Michel Piccoli, Jeanne Moreau, Gérard Depardieu, Bulle Ogier, Emmanuelle Riva en Valérie Dréville.[7] Hij werkte ook samen met verschillende scenografen, zoals Jacques Le Marquet, Daniel Jeanneteau en Sallahdyn Khatir.
Het geheim van het theater zat voor Régy in de schriftuur. Met taal werken was zijn passie.[8] In de jaren zeventig begon hij ook werk van niet-Franstalige auteurs te regisseren, zoals Harold Pinter, John Osborne, Botho Strauss, Jon Fosse, Peter Handke, Luigi Pirandello, Anton Tsjechov, Fernando Pessoa, Tarjei Vesaas en Maurice Maeterlinck.[9]
In 1980 richtte hij zijn eigen theatergezelschap op, Les Ateliers Contemporains.[10]
In 2005 stond zijn gezelschap in deSingel in Antwerpen, met Comme un chant de David, een monoloog vertolkt door Valérie Dréville. Ze vertelde het verhaal van David, die op dertigjarige leeftijd koning van Israël werd. Hij regeerde veertig jaar en werd opgevolgd door zijn zoon Salomon. Na hem brokkelde het rijk uiteen en werd onder de voet gelopen. In Jeruzalem, de heilige stad voor joden, christenen en mohammedanen, woedt al tweeduizend jaar lang een oorlog.[8] Met deze voorstelling wilde Régy de aandacht vestigen op de ongelijke strijd tussen Israël en Palestina.[11]
Toen hij in 2016 Rêve et Folie van Georg Trakl creëerde in het Théâtre de Nanterre-Amandiers, was hij 93 jaar oud. Hij zei toen dat het zijn laatste voorstelling zou worden. In een interview naar aanleiding van deze voorstelling, verklaarde Régy: "Wat me zo aantrekt en raakt in de figuur van Trakl, is zijn mateloosheid. Hij heeft echt alle taboes doorbroken. Hij was drugsverslaafde, alcoholicus, incestpleger, geplaagd door waanzin, geobsedeerd door zelfdestructie en doordrongen van het christendom; van een dubbel christendom eigenlijk, want zijn moeder was katholiek en zijn vader protestant. In zijn werk gebruikt hij voortdurend christelijke thema’s, al verdraait hij hun betekenis. Het geweld van Trakl’s leven schuilt in het overschrijden van alle mogelijke grenzen waarop een verbod rust. De grens die me het meest interesseert, is die van de cartesiaanse redelijkheid. Die typisch Franse scheidingslijn verbant alles wat niet redelijk is naar het domein van waanzin en onzin. Volgens mij zoek je die grens niet op om duisternis te scheppen of om de duisternis nog meer donkerte te geven, maar om uit te drukken wat er zich achter de redelijkheid bevindt. Trakl overschreed de limieten van wat een mens kan verdragen. Die grens heeft me altijd aangetrokken en ik heb altijd geprobeerd er zo dicht mogelijk bij te komen met de teksten die ik in mijn theaterstukken heb gebruikt."[12]
In de nacht van 25 op 26 december 2019 overleed Claude Régy, op 96-jarige leeftijd. Bij zijn overlijden was Alexandre Barry zijn partner.[13] "Een soort havik, met een harde blik en een radicaal karakter. ... De apostel van stilte, duisternis en tellen", zo werd hij omschreven door Gérard Depardieu, die tussen 1972 en 1977 acteerde in zes toneelstukken geregisseerd door Claude Régy, waaronder La Chevauchée sur le lac de Constance van Peter Handke.[4]
Toen een interviewer hem vertelde dat tijdens een voorstelling een vrouw in het publiek bleef herhalen dat ze "het niet aankon" toen de lichten doofden en de zaal volledig donker werd, antwoordde Régy: "Dat soort reacties komt vaak voor tijdens mijn voorstellingen. Er zijn mensen die niet verdragen dat het volledig donker wordt in de zaal. ... Duisternis wordt moeilijk verdragen omdat ze ons in contact brengt met de duistere aspecten van ons menszijn. In de stilte probeer ik altijd een grote kwaliteit en concentratie te bereiken, nog voor de voorstelling aanvangt. Het is erg belangrijk voor me dat het publiek zich in stilte voorbereidt op een werk waar net de stilte een belangrijke expressieve rol speelt. Logischerwijs gaat stilte gepaard met duisternis. ... Hoe minder je opheldert en uitlegt, hoe meer je de weg vrijmaakt naar een ruimte waar de verbeelding zich in alle vrijheid kan ontplooien."[14]
Over theateropleidingen schreef hij in 1997 het volgende: "Dat we eens ophouden met die geschiedenis van 'het onderwijs van de dramatische kunst'! Hoe kan je het theater nu reduceren tot een academische vorming, terwijl haar onderwerp het leven zelf is, en de acteurs mensen zijn die geacht worden zich voor andere mensen uit te drukken door verhalen over mensen te vertellen ... Soms zijn heel jonge acteurs zonder enige ervaring heel wat beter dan geoefende spelers. Acteren is een gave, een aanwezigheid, een bestaan. Moeten we daaruit besluiten dat we niets moeten aanleren? Nee, want iedereen is ontvankelijk voor vooruitgang. ... Op de scène onderzoeken we de these die Dostojevski al in De Idioot stelde: “Kan je in een beeld vangen wat geen beeld heeft?” Als de acteur niet verwijst naar iets anders dan zichzelf, is hij nutteloos. Als hij enkel de zichtbare zijde van de realiteit kan representeren en niet haar verborgen gezicht kan laten zien, interesseert hij me niet. Maar opgelet, hij zal daar nooit in slagen door zich op of in de tekst te werpen, integendeel. Hij moet veeleer de visuele indicaties van de auteur respecteren, de woordenloze sequenties die hij soms bedenkt. De acteur moet kunnen bestaan zonder spreken of handelen. En zwijg me van energie! Wat is er erger dan die kleine machohondjes die op de scène over en weer lopen en zich getalenteerd wanen omdat ze blijk geven van dynamisme en viriliteit. ... “In den beginne was het woord”, zegt ons de bijbel. Maar het woord, dat is ook de adem die het woord draagt: lichaam en geest zijn onafscheidelijk ... Net zoals op de scène het verlangen en de geest onafscheidelijk zijn. Ze moeten niet gedifferentieerd of gedissocieerd worden! ... Als een acteur twee schijnbaar zo tegenstrijdige zaken niet tegelijkertijd kan uitdrukken, moet hij van beroep veranderen! Ik probeer altijd om me bewust te worden van de pluraliteit van elk woord, gewoon door strikt naar de tekst te luisteren. Ik wil ook even benadrukken dat de manier van bewegen, de plaats van de medespelers op het podium de perceptie van woorden helemaal kan doen veranderen. Maar er zijn maar weinig acteurs die de ruimte rondom hen aanvoelen. Het merendeel ziet niet verder dan zijn eigen blik, hoort enkel zijn eigen repliek en vermoedt niets. Op de scène kan niemand zich verplaatsen zonder dat eender welke situatie er heimelijk door beïnvloed wordt. ... Wat te doen? Hoe moeten we aan theater doen zonder de droom te doden, de poëzie van de tekst? Het volstaat om de tekst zichzelf te laten zijn, niets op te roepen of te onderdrukken en zo een veelheid aan mogelijke gevoelens open te laten. Welk nut heeft het al bij al om iets te begrijpen? Is dat geen beperking van de dimensie van de tekst? Aan het conservatorium verweet men mij vaak mijn acteurs op te leiden tot een destructieve manier van introspectie; men zei dat ze onder mijn regie levenloos en zielloos waren; met een toonloze, witte en eentonige stem, alsof ze twintig jaar psychoanalyse achter de rug hadden. Maar dat is het tegengestelde van wat ik wilde doen. Het is net die toestand van beschikbaarheid en leegheid die ik nastreef, die de tekst toelaat om anders te reageren naargelang ieders persoonlijkheid. Wat is er beter dan het opgeven van elke namaakaanwezigheid om eindelijk aanwezig te worden? Jezelf opgeven om er eindelijk te zijn. En dat zijn geen paradoxen." (uit Claude Régy ‘Déformation académique’, Télérama hors/série: Profession Comédien, 1997.)[15]