Type a search term to find related articles by LIMS subject matter experts gathered from the most trusted and dynamic collaboration tools in the laboratory informatics industry.
Een knipperlicht is een licht dat niet constant brandt, maar met een zekere regelmaat (meestal tussen de 30 en 200 maal per minuut) aan en uit staat. Een knipperlicht is opvallender dan een vast licht, en wordt doorgaans gebruikt om de aandacht te trekken, bijvoorbeeld om voor mogelijk gevaar te waarschuwen.
Knipperlichten zijn op verschillende manieren technisch te realiseren. Men kan de lichtbron constant laten branden maar de lichtstraal periodiek onderbreken of laten roteren (zwaailicht). Meestal echter wordt de lamp afwisselend aan en uit gezet door een wisselend elektrisch signaal aan te bieden. Dit signaal kan elektronisch worden opgewekt, maar in oudere installaties gebeurt dit soms nog elektromechanisch. Het is ook mogelijk een bimetaal in of op een gloeilamp te gebruiken om de lamp onder invloed van zijn eigen warmte te laten in- en uitschakelen.
In het verkeer worden knipperende lichten vaak gebruikt om bestuurders van een voertuig of vaartuig te attenderen op naderende voertuigen, manoeuvrerende voertuigen of kruisend verkeer. Een aantal voorbeelden:
Knipperende lichten die niet zijn bedoeld als waarschuwing, maar meer om aandacht te trekken, zijn te vinden bijvoorbeeld in gevelreclame, op speelautomaten en flipperkasten. Knipperende kerstverlichting en discolampen beogen bij de toeschouwer een aangename visuele ervaring.
Op dinsdag 18 april 1950 werd het eerste gele knipperlicht in Nederland geplaatst en in werking gesteld op het kruispunt Haagweg - Geestbrugweg - Herenstraat in Rijswijk (ZH). Volgens kranten van destijds passeerden daar dagelijks honderden auto's. Na het opstarten van de knipperlichten bleven auto's stilstaan, hetgeen niet de bedoeling was.[1]