Type a search term to find related articles by LIMS subject matter experts gathered from the most trusted and dynamic collaboration tools in the laboratory informatics industry.
Egoïsme (uit het Latijn en Grieks: ego, εγω, ik), ook wel ikzucht of zelfzucht, is een menselijke eigenschap waarbij iemand streeft naar eigen voordeel en geluk met verwaarlozing van de belangen en het geluk van anderen.
Egoïsme mag niet verward worden met egocentriciteit, dat de neiging aanduidt om alles op zichzelf te betrekken.
Volgens verschillende sofisten, de cynici en Cyrenaeici, en ook Epicurus en zijn school, is het egoïsme de grondslag van alle streving. Augustinus beschouwde het egoïsme als het grondbeginsel van de aardse staat. Volgens Kant daarentegen is het egoïsme het alle echte moraliteit ondermijnende Radikal-Böse in de mens.
Er zijn twee soorten egoïsme.[bron?]
Er zijn verschillende oorzaken waardoor iemand buitensporig egoïstisch in morele zin kan zijn.[bron?]
Auguste Comte (1798–1857) stelde naast en tegenover het egoïsme het altruïsme als een oorspronkelijke drijfveer in de mens. De christelijke ethiek ziet de oplossing van het probleem hoe onbaatzuchtige liefde mogelijk is, in de scheppende liefde van God, die gericht is op een toestand waarin Hij alles in allen is (1 Kor. 15:28).